07 Voorover, met armen en hoofd op de grond; ervaring met goed en kwaad ... samenwerkend actief.
HET MYSTERIE GOED EN KWAAD
Door onderscheiding van de geesten, de Doemenden en de Bewarenden onderscheiden op de twee wegen.(zie tekening 2008-05-30)
Origenes vat de geschiedenis op als een kosmische strijd tussen de goede en de kwade geesten (het energetische aspect), waartussen de mens in al zijn belichaming bestaat, en van wiens onderscheidende vermogens alles afhangt. Zowel de goede als de kwade geesten trachten hem hierbij te beďnvloeden: ‘Ieder mens staan twee engelen ter zijde: een van de gerechtigheid, een van de boosheid (oude denkwijze, nieuwe denkwijze is verheven verlangens tegenover lust/driftverlangens). Weg ten leven (contemplatie) Weg van de mens (a zoekende weg b doodlopende weg)
Wanneer goede gedachten in ons hart opkomen en de geest van gerechtigheid heerst, is het zeker dat de engel van de Heer tot ons spreekt (goede geest). Wanneer echter slechte gedachten in ons hart wonen, spreekt de engel van de Driften tot ons’(destructieve geest). Origenes (wijsbegeerte) heeft grote invloed uitgeoefend op de woestijnmonniken.
De meest plastische beschrijving van de strijd tussen de geesten vinden we in de Vita Antonii van Athanasius. Het verhaal is één omspeling van de strategieën die de lust/driftverlangens hanteren, en van de manieren waarop die bestreden moeten worden. Wat in de Vita Antonii en de vele verhalen over de monniken op narratieve (zoekende) wijze wordt verteld over de onderscheiding, wordt door de monnik-theoloog Evagrius van Pontus theoretisch en systematisch samengevat. Door Johannes Cassianus worden deze inzichten en ervaringen aan het westers monnikendom doorgegeven.
Bernardus ziet de mens in een geestelijk gevecht gewikkeld waarin vrijheid en dwang, stof en geest, leven en dood, goed en kwaad de polariteiten vormen. Dit is een van de grondthema’s van Bernardus, dat als een rode draad door zijn geschriften loopt: de mens moet de strijd om zijn persoon, het heen en weer getrokken worden tussen goed en kwaad in zichzelf uitvechten. Duidelijker dan andere theologen ziet Bernardus, dat het in het geestelijk leven en vechten vóór alles om dit ene gaat: om de keuze van de mens tussen goed en kwaad. Deze strijd vormt de achtergrond waartegen het geestelijk leven zich aftekent.
Het diabolische ontmaskeren. (diabolisch = destructieve, vernederende en verleidende krachten) Ieder ogenblik staat de mens op het snijpunt van twee wegen: de weg van God (Bewarenden) of de diabolische weg (Doemenden). De kracht van de destructie is sterk en de mens wordt nog steeds door oerdriften verzwakt. Maar hij is niet reddeloos verloren, want hij heeft zijn vermogen tot onderscheiden ontwikkeld. De mens bezit in het kader van het verstand en de wil, die hem zijn ingepland, een ontwikkelende vaardigheid; om ‘goed’ en ‘kwaad’ te kunnen onderscheiden. Naar aanleiding van Jezus’ opdracht aan zijn leerlingen de tekenen van de tijd te verstaan (Luc.12:57) merkt Cassianus op: ‘Dat zou Jezus nooit tegen zijn leerlingen hebben gezegd, wanneer hij niet had geweten, dat zij met hun natuurlijk vermogen in staat zijn te oordelen en te onderscheiden wat recht is’. Met dit vermogen leerden de monniken de tactieken van het diabolische onderkennen. ‘Uit de overwegingen van Cassianus laat zich de conclusie trekken, dat met betrekking tot de thematiek van de “discretio” het niet zozeer gaat om het bestaan van destructieve en vernederende krachten gaat (feitelijkheid en in hoedanigheid), maar dat de verschijningswijzen van dat optreden, de techniek en de invloed op het denken, willen en doen van de mens van belang zijn’. Wil de monnik niet reeds bij voorbaat verloren zijn, dan moet hij zich bezinnen op de strategieën van het diabolische. De bezinning hierop vormde een belangrijk onderdeel van de toerusting tot monnik.
De verschijningswijzen van het diabolische volgen geen vaste patronen. Het diabolische kan op ieder moment en op iedere plaats toeslaan. Daarom moet de monnik dag en nacht waken, bidden, mediteren en handenarbeid verrichten. Het diabolische stoort zich niet aan het heilige. Midden onder het gebed kan het verwarring zaaien. Het dagdeel dat als bijzonder diabolisch wordt ervaren, is het hete middaguur, de tijd waarin de lusteloosheid (akedia) toeslaat.
De technieken van het diabolische zijn gekenmerkt door heimelijkheid. Het legt zich in een hinderlaag. Het verdraait de werkelijkheid: verwarring, misvorming, kleine vertekeningen met grote gevolgen. Het verleidt door fantasiebeelden, stemmen en influisteringen.
De aanvalspunten van het diabolische zijn de zwakke plekken in de constitutie van de mens. Het diabolische tast de mens aan in de kwetsbaarheid van zijn gemoed en in de beweeglijkheid van zijn zinnen. Met name wankelmoedigheid en innerlijke tweespalt zijn gewilde toegangswegen voor het diabolische. De neiging alles op zichzelf te betrekken, maakt een mens manipuleerbaar. Zelfoverschatting, hoogmoed en fanatisme brengen hem steeds weer uit zijn evenwicht – een gemakkelijke prooi voor het diabolische.
Het is niet alleen de taak van de onderscheiding de strategieën van het diabolische te doorzien en vanuit verstand en wil een mogelijk antwoord te geven, het is ook haar opdracht te toetsen in hoeverre een bepaalde keuze de goede keuze was. Welke zijn de tekenen waaraan ik kan aflezen of ik op de goede weg ben? Beslissend zijn ‘de vruchten van de Geest’ tegenover ‘de werken van het vlees’ (Gal.5:19-24). ‘Wanneer het Rijk Gods in ons is en het Rijk Gods van zijn kant gerechtigheid, vrede en vreugde is, dan is degene die hierin verwijlt zonder twijfel in het Rijk Gods. Anderzijds bevinden degenen die in ongerechtigheid, tweedracht en dodelijke treurigheid leven, zich in het rijk van de Doemenden, van moedeloosheid en in de dood. Want door deze tekenen worden het Rijk Gods en het rijk van de ‘Doemenden’ onderscheiden’ (Cassianus).