Witte Donderdag
WAT HEEFT CHRISTUS ONS CONCREET GEZEGD?
(brontekst uit Willibrord vertaling 198195 en Nederlands Bijbelgenootschap 1951)
Marcus blz. 1446
De tijd van het ontstaan van dit evangelie is niet met zekerheid vast te stellen, te veronderstellen valt dat het ‘voor’ het jaar 70 is geschreven. Het is het oudste van de ons bekende evangelies. Marcus schijnt de auteur van dit 2de evangelie te zijn. Het boek is kennelijk geschreven voor niet joodse lezers, want joodse zeden en gewoonten worden uitgelegd. Marcus schrijft Jezus als een zoon van God. Het gaat hem om de verkondiging van een gebeuren dat tijdens het voorlezen voltrekt.
“Het ontstaan van ‘de’ liefdegebeurtenis van alle tijden, was de geboorte en het leven van Jezus Christus”
1:9
Jezus vertrok uit Nazareth in Galilea, en liet zich in de Jordaan door Johannes dopen.
Johannes de Doper was de wegberijder voor Christus, zoals vele anderen later voor ons de weg bleven uitstippelen, om Christus te kunnen blijven volgen …
1:12
Veertig dagen bracht Jezus in de woestijn door, hij werd daar op de proef gesteld door demonische geesten.
Door ‘de geest’ vertrok Jezus naar de woestijn en werd op de proef gesteld, zoals wij heden ten dage op de proef worden gesteld, door verleidingen en verlokkingen, worden wij van de ware weg weggelokt …
1:15
Nadat Johannes gevangen was genomen, ging Jezus naar Galelia en verkondigde daar Gods boodschap hij zei; de tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabij, bekeert u en geloof in mijn ‘blijde boodschap’.
Eerste prediking en Christus zei; het werk van mijn voorganger is klaar, bekeer u en wendt u zich tot mij, want ik breng u op weg naar de voltooiing …
1:16
Simon, en Andreas, waren op het meer van Galilea en wierpen hun netten uit; toen Christus langs liep sprak hij hen aan en zei; komt en volg mij, ik zal jullie vissers van mensen maken. Zij lieten hun netten in de steek en volgden hem. Verderop zag hij eveneens Jacobus en diens broer Johannes ook met hun boot bezig, ook hen riep hij tot zich, zij lieten alles in de steek en volgden hem.
Over de eerste roepingen, niemand kon de uitnodiging van Christus weerstaan, zij lieten alles varen en gingen met hem mee. Hetzelfde overkomt mij, ik heb zijn roepstem gehoord, en wil zijn voetstap volgen …
1:25
Christus treed op als een leraar met gezag. Een man die bezeten was, begon tegen hem te schreeuwen, Christus sprak hem dreigend toe; Zwijg, stil, ga uit ‘hem’ weg, en terstond ging de kwade geest uit de man weg. Snel verspreide zich zijn faam.
Verdrijving van de onreine geest, kennelijk is het mensen gegeven net als Christus, de kwade geestesgesteldheid van een mens te beďnvloeden of te doen oplossen, door geloof, weten en zien, want zijn leerlingen waren er ook toe in staat, nadat zij begeesterd waren geraakt door zijn charisma …
1:30
De schoonmoeder van Simon lag ziek te bed, en terstond spraken zij over haar, Christus kwam naderbij en pakte haar hand, hij richtte haar op, en de koorts verliet haar, en zij diende hem. Ook brachten zij tot hem, die ongesteld waren door ernstige ziekten, en ook bezetenen. De hele stad liep te hoop bij de deur, hij genas hen en dreef boze geesten uit. Hij liet niet toe dat die boze geesten spraken, want deze herkenden hem.
Het ‘geloof’ in de aanwezigheid van Christus, bracht vele mensen genezing en bevrijding, het kan ons er ook toe brengen te horen, voelen, zien, daar is wel een lange leerweg voor nodig …
1:35
Diep in de nacht stond hij op en ging naar een eenzame plaats, en bad daar. Maar Simon en die met hem waren gingen hem achterna, en zeiden tot hem ‘allen’ zoeken u, en hij zei: laten wij naar elders gaan, opdat ik ook daar zal prediken, want daartoe ben ik uitgegaan (geroepen).
Ook Christus wist hoe belangrijk het is voor de mens, om in momenten van afzondering tot ‘zichzelf’ te komen, alleen te zijn, daarna kan je er ‘zijn’ voor de anderen. Als Christus geroepen werd ging hij er heen, laten wij die roepstem ook volgen, al moeten wij bij nacht en ontij ons veilige huisje, onze ‘zekerheden’ daarvoor verlaten …
1:40
En een melaatse kwam tot hem, die zei; als ‘gij’ wilt kunt u mij reinigen, en met barmhartigheid bewogen strekte hij zijn hand uit, raakte hem aan en zei; ik wil het, wordt rein. Met een strenge vermaning zond hij hem weg, met de vermaning spreek tot niemand, toon u aan de priesters, en offer voor uw reiniging zoals staat voorgeschreven, was belangrijk voor hun ter
getuigenis. Toch maakte de genezene het aan iedereen bekend, zodat hij niet meer openlijk de stad kon binnenkomen, zodat hij zich op eenzame plaatsen ging ophouden, toch kwamen zij tot hem van alle kant.
De werking van ‘de geest in liefde’ in Christus, was niet meer te stuiten, allen voelden zich tot hem aangetrokken, en kwamen tot rust bij hem, of genazen van een ziekte of kwaal, hij werd door barmhartigheid bewogen, streng, liefdevol en rechtvaardig handelen was zijn kracht en wekte vertrouwen …
2:5
De genezing van de verlamde, Christus sprak vanuit Kapernaum tot een grote groep mensen, zij waren met zo velen, dat zij, die een verlamde tot hem wilden brengen, die door vier mannen gedragen werd, niet het huis binnenkonden, waar Jezus aanwezig was. Zij braken door het dak en lieten de verlamde tot aan Christus voeten zakken. Daar Jezus hun geloof zag, zei hij, kind uw zonden worden u vergeven.
Wij vragen ons af hoe dit allemaal kon gebeuren, of het waar is of niet waar, veel mensen hebben daarover al gesproken, daar hoeft niets meer aan toegevoegd. Voor ons is van belang daar voorbeeld aan te nemen, aan wat is gezegd over geloof, de kracht van geloof, de kracht of macht die genezing brengt, en geen fysieke kracht is. Dat het moge zijn; dat deze als een ‘werkende’ energie mensen op het goede spoor zet en anderen aanspoort daar aan mee te doen door behulpzaam te zijn, dat we elkaar aansporen en er bij blijven …
2:7
Farizeeën onder hen vroegen zich af, hoe kan hij dit, alleen God kan zonden vergeven? Christus doorzag hen in zijn geest, en zei; waar maakt u zich druk over, is het niet makkelijker zonden te ’vergeven’ en te zeggen; sta op en wandel, mij is de macht gegeven dit op aarde te doen. Tot de verlamde zij hij, sta op en wandel, hij stond op en wandelde voor de ogen van allen het huis uit. De mensen zeiden zoiets hebben wij nog nooit gezien.
Altijd zullen er mensen zijn die zich blijven afvragen, wijkt wat de ander doet niet af van de regel en de bestaande orde (regelgeving of gewoonte recht), men vraagt zich niet af wat is de zin ervan, dat jij het anders wil, men vergeet te kijken naar de goede wil van een mens, men houdt zich vast aan het bestaande bekende, en kan de goede wil van de ander niet zien of herkennen …
2:14
Hij wandelde langs de zee, en de schare volgden hem, en hij predikte er zijn leer. In het voorbij gaan zag hij Levi, zoon van Alpheus, bij het tolhuis zitten, en zei tot hem; volg mij, deze stond op en volgde hem.
Hij lag aan met tollenaars en zondaars en met zijn discipelen. Farizeeën en schriftgeleerden, vroegen zich af waarom hij dit deed? Jezus hoorde dit en zei; zij die gezond zijn hebben geen geneesJHWH nodig, maar wel die ziek zijn. Ik ben niet gekomen voor de rechtvaardigen maar voor zondaars en de velen die het rechte pad niet meer kunnen vinden.
Dan kan je, je afvragen waarom charismatische mensen zoveel volgelingen achter zich aan kunnen krijgen? Christus was ook zo iemand, hij was in staat een grote groep mensen te inspireren tot iets nieuws, zijn uitspraken en handelingen veroorzaakten een wending in denken en doen, door de drie basisbegrippen van zijn leer: geloof, hoop en liefde …
2:19
Waarom vasten de discipelen van de farizeeën wel, en de discipelen van Christus niet, vroegen velen zich af. Jezus zei hen; kunnen mensen op een bruiloftsfeest vasten, terwijl de bruidegom (christus) nog bij hen is? Wanneer de bruidegom van hen weggegaan is, dan zullen zij vasten. Niemand naait een niet gekrompen lap op een oud kledingstuk, anders krimpt het een, en scheurt het andere. Niemand doet jonge wijn in oude zakken, anders doet het de zakken barsten, en gaat de jonge wijn verloren.
Hier wordt een vergelijking gemaakt tussen oude en nieuwe dingen, tussen de waarde van het oude en de waarde van het nieuwe, en dat kan niet altijd samen. Het belang van het vasten staat in het teken van de rijkdom en van het te veel, en van het minderen, een te veel aan overdaad doet de mens niet goed, het schept geen ruimte voor spontane ontmoetingen. En je zal dat wat spiritueel goed voor je is, niet langs je heen laten gaan …
2:23
Wederom vroegen de farizeeërs zich af, waarom zijn discipelen op de sabbat, onder het lopen aren begonnen te plukken? En hij zei hen; hebt gij nooit gelezen wat David heeft gedaan toen de nood hem drong, en die bij hem waren; het huis van God binnen te dringen, van het toonbrood aten, waar niemand van mag eten dan de priesters, en er van te eten gaf aan hen die bij hem waren? Hij zei; de sabbat is gemaakt voor de mens, en de mens niet voor de sabbat. Alzo is ook de zoon des mensen (Jezus) JHWH over de sabbat.
Hier gaat het Christus in op het besef dat de wet er is voor de mens, en niet de mens voor de wet, goedheid en mensen helpen in nood gaat bijvoorbeeld voor de regel dat je niet stelen mag. Een mens die niet door eigen schuld dreigt te verhongeren, mag zich toe eigenen wat normaliter niet is toegestaan, althans men mag mededogen verwachten van ‘hen’ die in ‘gerechte’ oordelen mag …
3:2
Hij kwam weer in de synagoge, daar was iemand met een verschrompelde hand, de farizeeërs bleven op hem letten of hij niet iets deed wat tegen de schriften inging. Christus riep de man naar voren, en hij stelde de vraag, mag men op sabbat iets goed doen of een leven redden, of een leven doden? Maar zij hulden zich in zwijgen. Christus keek hen stuk voor stuk aan, kwaad en verdrietig om hun versteende hart. Tegen de betreffende man zij hij, strek uw hand naar voren, en de hand herstelde zich. De farizeeërs konden het niet aanzien, en zij beraamden plannen om hem uit de weg te ruimen.
De wet van de reguliere aanpassingen, maakt dat zij, schriftgeleerden, de regulieren, anderen buitensluiten, zo ook werd Christus buitengesloten, hij was in staat mensen van hun kwaal af te helpen, de regulieren; zijn zij die leven naar een afgesproken leefregel of gemeenschappelijke afspraken, of in circuleren staat. Zij zijn meestal niet in staat de anderen die buiten ‘hun’ orde leven, te accepteren en in ‘hun’ waarde te laten …
3:7
Jezus week uit naar het meer, er was zoveel volk op hem afgekomen, toen ze hoorden wat hij allemaal deed, dat hij zijn leerlingen vroeg een bootje gereed te houden, om niet onder de voet gelopen te worden.
Want hij had al zoveel mensen genezen, dat iedereen die iets markeerde door hem aangeraakt wilde worden, zelfs mensen met onreine geesten wierpen zich voor hem neer. Toch verbood hij steeds om het bekend te maken, wat hij deed.
Christus werd een streekgebonden sensationele bekendheid, iedereen had wel een ziekte of een ziek familielid die daar gebruik van wilde maken, de populariteit en bekendheid van Christus was erg groot, velen sloten zich bij hem aan …
3:13
Hij ging de berg op en koos er 12 uit die hij zijn apostelen (geloofsverkondigers) noemde. Met de bedoeling dat ze hem blijvend zouden vergezellen, en om uitgezonden te worden met zijn verkondiging, en de macht om demonen uit te drijven. Het waren de volgende namen: Simon(Petrus), Jacobus van Zebedeus, Johannes de broer van Jakobus (dondersteen), Andreas, Filipus, Bartolomeus, Mattheus, Tomas, Jakobus van Alfeus, Taddeus, Simon Kananeus, en Judas Iskariot.
Hier wordt verteld wie zijn discipelen (volgelingen / leerlingen) waren …
3:21
Familie van Christus maakt zich zorgen, en wilde Jezus in bedwang houden, ze vonden dat hij zichzelf niet was. Schriftgeleerden vonden dat hij onder de macht van Beelzebul stond. Christus riep hen bij zich en sprak hen toe met een vergelijking: Hoe kan de satan, satan uitdrijven? Hoe kan iemand het huis van een sterke leeghalen, als hij de sterke niet eerst vastbind? Pas dan kan hij het huis leeghalen. Als JHWHsers met elkaar in conflict raken dan is dat het begin van het einde, en kunnen zij niet meer JHWHsen. Dit zij hij omdat ze zeiden dat hij in de macht was van onreine geesten.
Hier wordt gezegd dat mensen zich zorgen maken om iets wat ze niet kennen, als het geloof sterk genoeg is, kan ‘ongeloof’ het geloof van ‘hen’ die geloven niet minderen, niet onwaar maken …
3:31
Zijn moeder kwam met zijn broers, en bleven buiten staan en lieten hem roepen. De menigte maakte hem attent dat zijn moeder, broers en zusters hem zochten. Maar … hij antwoordde hun, wie is mijn moeder, wie zijn mijn broers? Hij keek de kring rond en zij: hier zijn mijn moeder, zijn mijn zuster en mijn broers.
Christus geeft ons hier te kennen dat familie banden maar betrekkelijk zijn, de ware vriendschap en verbondenheid, zit hem in dat je met elkaar deelt, en dat ’delen’ kan ook met de ‘anderen‘ zijn …
4:1
Weer begon hij onderricht te geven, en stroomde zo’n grote menigte samen, dat hij in de boot ging zitten op het water, terwijl het volk aan de kant stond. Hij zei, luister: Een zaaier ging het land op om te zaaien. Bij het zaaien viel een deel van het zaad op het pad langs het veld, een ander deel viel op rotsgrond waar het niet veel aarde had, het kwam snel op omdat het geen diepe grond had, toen de zon kwam verschroeide het, en doordat het geen wortels had verdorde het. Weer een deel viel tussen distels, de distels schoten op en verstikte het gewas. De rest viel in goede aarde, het kwam op, groeide uit, en leverde vrucht op, de opbrengst was veelvuldig. En Christus zei wie oren heeft om te horen, hore het! Later legde hij uit aan de leerlingen wat hij ermee bedoelde: jullie zijn het geheim van het Koninkrijk toevertrouwd, maar zij daar buiten, het volk, krijgen het te horen in gelijkenissen(parabels), omdat ze met hun ogen kijken en toch niet zien, en met hun oren horen en toch niet horen en niet begrijpen, tenzij ze mij blijven volgen, zich bekeren en vergeving vinden.
Christus maakt hier ons nog eens duidelijk, dat hij beseft hoe moeilijk het voor mensen is om naar ‘zijn’ woord te leven, het horen of lezen van zijn teksten en het begrijpen is niet voldoende, het dient geworteld en voldragen te zijn, en ‘dan’ is het voor het hele leven, mensen geven zich niet makkelijk over aan ‘geloof‘, het verstand zit hen in de weg, geloof is overgave, een groeiproces, een leven lang …
4:13
Hij zei hun, begrijpen jullie het ook niet? De zaaier zaait het ’woord’.
De mensen die het horen en het woord niet volgen, worden in de war gebracht door hebzucht en materieel gewin, dat zijn de mensen die tussen distels en rotsgrond opgroeien, als zij onder druk worden gezet, of door verkeerde voorstellingen op het verkeerde pad komen, raken zij ten val. Mensen echter die ‘opkomen’ doordat zij groeien vanuit de goede aarde, nemen het ’woord’ in zich op, en dragen het honderdvoudig of meer uit, ter meerdere eer en glorie van mensheid.
Het woord(bevrijdende teksten), valt in goede aarde, dat geldt nog steeds, nieuwe tijd, nieuwe mensen, nieuwe ideeën, de zaaier die zaait wordt anders begrepen, oude paden worden vervangen door nieuwe paden, het woord ‘volgen’ is ‘met nieuwe inzichten’ luisteren naar dezelfde woorden, parabels en metaforen …
4:21
Ook stelde hij als voorbeeld, breng je de lamp binnen om hem onder de korenmaat te zetten of onder het bed? Toch zeker om hem ‘op’ de standaard te zetten. Want ‘iets’ is alleen geheim, als het aan het licht gebracht ‘kan’ worden. Wie oren heeft die dit kan bevatten, zal het begrijpen. Let op; met de maat waarmee jullie meten, zal ook jullie gemeten worden, alleen daaroverheen nog meer. Want aan wie heeft, zal gegeven worden, en aan wie niets heeft (zij die niet meegaan), zal zelfs nog ontnomen worden van wat hij heeft. Ook zij hij nog, met het koninkrijk Gods gaat het als iemand die zaad op zijn land heeft gestrooid, hij slaapt en waakt, nacht na nacht, dag na dag,, het zaad ontkiemt en schiet op, zonder dat hij weet hoe. Vanzelf draagt de aarde vrucht (schoot van het weten) als het graan staat te wuiven en de vrucht zover is, slaat de zaaier er meteen de sikkel in omdat het tijd is te oogsten.
Het ‘geheim’ van Christus leer, zijn mystieke spirituele boodschap, wordt niet zomaar duidelijk voor iedereen, en niet meteen zichtbaar en begrepen. Naar de ware betekenis (boodschap) moet worden gezocht, en zij die het kunnen weten, maken het duidelijk voor anderen, door goede voorbeelden te zijn (zie Teilhard), de tijd zal de ‘leer’ van Christus vanuit die tijdgeest uitleggen, en voltooien …
4:30
Waarmee zullen we het koninkrijk Gods vergelijken? Het is als het mosterdzaadje dat in de aarde gezaaid wordt, het is het kleinste wat je, je kunt voorstellen, het wordt groter en groter, en krijgt takken waarin vogels zich kunnen nestelen, het woord is als het zaad, als de ingrediënten goed zijn, groeit het onbegrensd door. Het woord (van Christus) overwoekerd de akker, het dorp, de streek, het land, de wereld.
Hier wordt gezegd dat het woord en de komst van Christus en zijn liefdes/leer, wordt gezaaid in de harten van mensen, en dat dit groeien zal van mens naar mens, van generatie naar generatie, van eeuw tot eeuw, tot een nieuw koninkrijk dat wil zeggen, een mensheid die menselijkheid bied, mededogen, ontvankelijkheid, en liefde aan iedereen. Het zaad is gezaaid, gespreid over de gehele aarde, maar het voedsel moet nog verteerd (volgroeid) en volwassen worden …
4:37
De leerlingen waren met Christus in een bootje op het weer, er stak een hevige storm op en de golven sloegen over de rand. Hij lag op de achterplecht op een kussen rustig te slapen. Zij maakten hem wakker, en voegen hem in hun twijfel, maakt het u niks uit dat wij vergaan? Hij stond op en bestrafte de wind en het water, en het werd rustig. Toen zij hij tegen hen, waarom waren jullie bang? Hebben jullie dan geen vertrouwen in mijn aanwezigheid, zij zeiden onder elkaar wie is hij toch dat zelf de wind en de zee naar hem luisteren?
Altijd zal er deining zijn en tegenwind op de zee, door geloof of ongeloof, van waarheid en werkelijkheid, vertrouwen is de straffe hand die onze ‘onrust’ zal doen keren …
5:1
Ze kwamen aan de overkant van het meer van de Gerasenen, en toen zij van boord gingen, kwam iemand hen vanuit de gravenrotsen tegemoet, die in de greep was van een onreine geest, hij had zelf zijn verblijf bij de graven. Zelfs met een ketting kon niemand hem vastbinden. Toen hij Jezus in de verte zag naderen, rende hij naar hem toe, ging op zijn knieën en brulde hem toe; wat wilt u van mij, Jezus, zoon van de allerhoogste God? Ik zweer u bij God doe mij geen pijn. Want Christus had gezegd; onreine geest ga uit die man. Christus vroeg hem, wat is uw naam? Hij zij, Legio, want we zijn met velen! Hij smeekte hem hen niet het land uit te sturen, er waren daar een troep varkens, en de demonen smeekten hem; stuur ons daar in die varkens, en de troep stoof de berghelling af, en zij storten in de zee en verdronken in het meer. Allen die het zagen gebeuren stonden verbaast.
Christus had toen al begrip voor de zwakken en de zieken onder de mensen, hij spoort ons aan niet weg te lopen van hen die angstig of onmogelijk in de omgang zijn, of die buiten het gareel lopen, wij dienen daarin elkaar niet aan het lot over te laten, maar de ander een helpende hand toe te steken …
5:21
Toen hij aan de overkant van het meer aankwam, stond daar een grote menigte. Een synagogenbestuurder, Jairus, wierp zich neer voor Jezus voeten, en smeekte hem dringend, mijn dochtertje is doodziek, kom met mij mee en leg haar de handen op, opdat ze gered wordt en in leven blijft. Hij ging met hem mee, en de menigte volgde hem. Er was en vrouw bij die al 12 jaar aan vloeiingen leed, en had geen baat gevonden bij dokters. Ze had van Jezus gehoord en kwam vanuit de menigte tot hem. Ze dacht als ik zijn kleed aanraak dan zal ik gered worden. En dat was ook zo, Jezus voelde dat iemand hem aanraakte, en merkte dat er een kracht uit hem weggegaan was, en vroeg wie heeft mij aangeraakt? Hij keek rond om te zien welke vrouw hem aangeraakt had, die vrouw schrok en begon te beven, ze kwam naar voren en viel voor zijn voeten neer. Jezus zij echter, vrouw uw vertrouwen is uw redding, ga in vrede, en blijf van uw kwaal verlost.
Hier beeld Christus uit dat het mogelijk is mensen te genezen door overdracht, handoplegging, energie sturing/genezing, door geloof en vertrouwen …
5:35
Christus was nog niet uitgesproken of iemand kwam de synagogenbestuurders vertellen dat zijn dochter overleden was. Maar Christus zei; wees niet bang, heb vertrouwen. Nu liet hij niemand meegaan anders dan Petrus, Jacobus, en Johannes. Ze kwamen in het huis aan, en zij zagen de druk huilende vrouwen en rouwende mensen. Christus ging naar binnen en zei; waarom die drukte en tranen, ze slaapt. Ze gingen met haar ouders het vertrek binnen, hij haar de handen en zei haar; ‘Talita koem’ dat betekent, meisje ik zeg je sta op, het meisje stond op en liep rond. Hij beval haar met nadruk niemand te vertellen hoe dit kon gebeuren, hij vroeg hun haar eten te geven.
Ook ambtdragers en bestuurders raakten door Christus beďnvloedt, het verzet onder de leiders nam toe, maar ook het vertrouwen nam toe. Christus vraagt ons hier te vertrouwen over de dood heen, ook versterving kan genezend werken, het leven gaat door, ook na de dood kunnen wij elkaar voeden, blijven mensen in onze geest aanwezig, in onze harten …
6:4
Ze gingen naar zijn vaderstad, toehoorders daar waren verbaast en vroegen zich af hoe hij aan die wijsheid was gekomen. Hij is toch maar een zoon van een timmerman, en ze namen aanstoot aan hem. Jezus zei hen: een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn vaderstad, bij zijn familie en in zijn eigen huis. Hij kon daar dan ook geen machtige daden verrichten, behalve dat hij enkele zieken de handen oplegde en genas. Jezus was verbaast over hun gebrek aan vertrouwen.
Christus is ons een voorbeeld, dat afkomst en status geen voorwaarde is voor (institutionele) bekwaamheid, charisma. Spirituele gaven, intuďtieve en profetische inzichten kunnen een mens tot genezer maken, of een mens met ‘heiligende’ gaven. Daar staat wel tegenover dat de ontvanger, er oren, en geloof naar heeft, er niet sceptisch tegenover staat, het toelaat en er voor open staat …
6:7
Hij riep de twaalf bij zich, en begon hen twee voor twee uit te zenden, en gaf hun macht over onreine geesten. Ze mochten niets anders meenemen voor onderweg, dan een stok, geen brood, geen geld, geen reistas. Hij zei; als iemand je onderdak geeft, blijf daar totdat je weer verder reist. En als je ergens niet ontvangen word, en ze willen niet naar je luisteren, ga daar dan weg. Ze gingen op weg, riepen op tot bekering, dreven demonen uit, zalfden zieken en genazen hen.
Mensen (discipelen) worden hier weggezonden, puur en alleen met hun intuďtieve geestelijke gaven, omdat ze er in geloofden, ze waren er klaar voor. De boodschap die ze overbrachten was een directe weergave van een goddelijk begeestert mens …
6:15
Koning Herodes hoorde van hem, en ze zeiden Johannes de doper is uit de doden opgewekt, daarom zijn die krachten in hem werkzaam. Herodes had Johannes laten arresteren in de gevangenis zetten en hem laten onthoofden, omdat Herodias, zijn vrouw, die hij getrouwd had dit bevolen had. Want Johannes had tegen Herodes gezegd; het is niet geoorloofd de vrouw van je broer te bezitten. Herodias was daarom op Johannes gebeten, ze wilde hem doden, maar had daartoe niet de macht. De Koning zij tegen zijn dochter die bevallig voor hem danste, en dat hem veel genoegen deed; vraag wat je wilt en je krijgt het van me.
Haar moeder greep haar kans, en zei tegen haar, vraag hem het hoofd van Johannes. De koning werd bedroefd, maar vanwege zijn eed kon hij niet weigeren.
Mensen begrijpen het niet, zij oordelen zonder gezien te hebben, zij horen wel maar begrijpen niet, en de leer van Christus gaat niet alleen gepaard met liefhebben, mensen worden ook op hun gedrag aangesproken, Christus, maar ook Johannes de doper, namen geen blad voor de mond …
6:30
De apostelen waren weer terug van hun tochten, en vertelden hem wat ze gedaan hadden. Hij zei tegen hen, gaan jullie nu mee naar een eenzame plaats om uit te rusten. Want er kwamen zoveel mensen dat ze niet eens de gelegenheid hadden om te eten. Doch toen ze daar aankwamen waren de mensen hun al vooruit gesneld en waren er eerder dan zij, toen zij uit de bood stapten had Christus met hen te doen, want ze waren als schapen zonder herder, en hij begon hen uitvoerig te onderrichten. Het was al laat en hij gebood hen de mensen te eten te geven, we hebben maar vijf broden en twee vissen. Hij zij laat alle mensen in het groene gras plaatsnemen, brak de vijf broden, zegende het en zei; deel het uit aan de mensen, ook de twee vissen deelden ze uit aan de mensen. Het waren vijfduizend mensen die te eten van hem kregen.
Hier wordt verteld over de zeggingskracht dat het ‘woord’ van Christus aan mensen had. De mensen stonden in grote getale open voor het woord dat hij hun bracht. De leerlingen konden niet aan de nood en de behoeften van al die mensen voldoen. Het verlangen te luisteren naar wat de discipelen hun zouden vertellen was erg groot, de mensen werden verzadigd door het woord dat Christus hen ingaf, voeding door wijsheid, tolerantie, mededogen en inzicht …
6:45
Hierna dwong hij zijn leerlingen de boot in te gaan en het meer over te steken naar Betsaida, dan zou hij intussen de mensen wegsturen. Toen Christus afscheid had genomen van de mensen, ging hij de berg op om te bidden. Jezus zag van de kant af, hoe de roeiers zich afbeulden, want ze hadden de wind tegen, tegen het eind van de nacht ging hij lopend naar hen toe. Toen ze hem op het meer zagen lopen, dachten ze dat het een spook was, en slaakten luide kreten. Meteen begon Christus hen aan te spreken; rustig maar, ik ben het, wees niet bang. Hij stapte bij hen in de boot en de wind ging liggen. Ze raakten daardoor helemaal buiten zichzelf. Want ze hadden van die broden nog niets begrepen, hun hart was nog te verhard.
De discipelen waren zo dichtbij de waarheid, de liefde en de kracht van mededogen en begrip, en toch waren ze niet in staat, de boodschap en zijn leer ‘eigen’ te maken, de mens heeft een lange weg te gaan voordat hij geestelijk ziet, ervaart en kan verdelen, voordat hij zover is …
6:53
Ze kwamen aan land in Gennesaret, gingen van boord, en meteen herkenden de mensen hem. Allen bleven komen, ook zieken op bedden, ze vroegen tenminste de zoom van zijn kleed aan te mogen raken, die hem aanraakten werden gered.
Die hem aanraakten werden gered, zo groot was hun geloof, omdat zij zagen, en ziende werden, zo moeilijk is het nu voor ons, wij ‘zien’ geen wonderen meer. ‘Geloven’ dat is vertrouwen hebben in jezelf ‘en’ de ander, het gaat om het ‘zien’ wat je niet kan zien, wat je wel kan weten …
7:4
Er waren veel rituelen waaraan men zich hield, zo ook het wassen van de handen voordat men brood aanraakt, en de leerlingen deden dat niet, en farizeeën en schriftgeleerden vroegen Christus, waarom houden uw leerlingen zich niet aan de traditie van de oudsten? Jezus antwoordde; treffend heeft Jesaja over u geprofeteerd, huichelaars! Dit volk eert mij met de lippen, zoals geschreven staat, maar hun hart is ver van mij! Hun (farizeeërs profeten) verering stelt niets voor, wat ze als ware leer brengen, zijn voorschriften, voor de mensen, u laat het gebod van God los (liefde mededogen), en houd vast aan de traditie. Ook zei hij; het is fraai hoor, hoe u het gebod van God opzij zet om uw traditie overeind te houden. Zo heeft Mozes gezegd; Eert uw Vader en Moeder, wie hen vervloekt zal de dood doen sterven. Maar u beweert: als iemand tegen zijn ouders zegt, waarmee kan ik u ondersteunen, dan zegt u; korban=offergave. Dan hoeft zijn hart niets meer voor zijn Vader of Moeder te doen. Daarmee ontkracht u het woord van God, ten gunste van de traditie, die u zelf overgeleverd hebt, zo doet u veel van deze dingen.
Kerkgangers van het Christendom, gingen trouw ter kerke, zij keken wel, maar zagen niet. Door de traditie en de macht die men God toekende bleef men trouw aan de kerk. De liefde die Christus predikte is uit de harten van de mensen verdwenen, omdat zij afstand namen van de ‘dwingende’ uitnodiging ter kerke te gaan, dat maakt het geloven ‘nu’ zo moeilijk, te lang en te veel heeft de kerk tegenstrijdig met de boodschap van Christus, blinde gehoorzaamheid, gepredikt; heb elkander lief, zoals u zelf ‘lief’ gevonden wil worden, zegt Christus ons …
7:14
Weer riep hij mensen bij zich, en zei; luister naar mij en begrijp me toch: niets wat van buiten de mens komt kan hem onrein maken, maar wat ‘uit’ hem komt, dat maakt hem onrein (in woord, gedachten en daden).
In onze tijd van consumeren ten koste van het ‘milieu’ en mensen die in ‘armoe’ moeten leven, worden wij besmet door het virus van, meer en meer. Wij laten het toe dat we worden besmet door woord en beeld in de media, wij laten toe dat ‘gewelddadigheid’, en ‘verkrachting van mens en schoonheid’, dagelijks over ons wordt uitgestort. ‘Dat’ maakt ons onrein, dat wat uit de mens komt, besmet de ander, dit gebeurd in het klein en op wereldschaal, de mens wordt geďndoctrineerd door de media, Christus vraagt ons daar niet onze ogen voor te sluiten …
7:18
Jezus zij tegen zijn leerlingen, zijn jullie dan ook zo vol onbegrip? Wat aan voedsel binnenkomt kan de mens niet onrein maken, omdat het niet in zijn hart komt, maar in zijn buik, en het er weer uitgaat op het gemak. Jezus zei, wat uit het hart van de mensen komt, kwade gedachten, ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, gemeenheid, bedrog, bandloosheid, hoogmoed, lichtzinnigheid, jaloezie, laster. Al deze dingen die mensen slecht maken, komen van binnenuit en maken de mens onrein.
Het voedsel wat Christus ons gaf, is niet het voedsel (van het verstand) wat de maatschappij ons geeft, ons opdringt, dit voedsel verziekt ons hart en vergroot onze lust naar meer, niet onze hartstocht wordt gevoed, maar ons verlangen naar dat wat we nog niet tot ons bezit kunnen rekenen, dit zet mensen aan tot diefstal en bedrog. Christus probeert ons de ogen te openen, en laat ons luisteren naar de klank van ons hart, en laat ons zien wat de ‘geest’ ons doet horen, dat ritmisch dat dag in, dag uit, ons de adem doet stromen, en dat ons ‘leven’ in stand houdt, die hartenklop is de bron van alle liefdegaven die mensen eigen is …
7:25
Waar hij ook zijn intrek nam, hij kon voor niemand verborgen blijven, er kwam een vrouw (ze was een Griekse uit Syro-Fenicie van geboorte) wiens dochtertje een onreine geest in zich droeg, naar hem toe, en wierp zich voor zijn voeten. Ze vroeg hem de demon uit haar dochter te drijven. Hij zei tegen haar; laat eerst de kinderen verzadigd worden, want het is niet goed, het brood der kinderen aan de hondjes te geven. Dit is voor mij een onbegrijpelijk antwoord, de vrouw is van heidense komaf, wellicht heeft het de betekenis, dat kinderen onschuldig zijn aan wat hun ouders doen. Ze had hierop een weerwoord en zei; JHWH, ook de hondjes onder te tafel eten van de kruimels van de kleintjes. Hij zei; omdat u het begrijpt, ga naar huis terug, de demon is al uit uw dochter weg. En inderdaad bij thuiskomst zag zij dat de demon verdwenen was.
Allicht betekent dit dat, zij die niet weten of kunnen zien, mee profiteren van hen die wel, horen en zien …
8:1
Tweede wonderbare spijziging. In die dagen was er weer een grote menigte bijeengekomen, en hij zij ik heb medelijden met deze grote schare, want ze zij reeds drie dagen bij ons gebleven, en hebben niets te eten. Ik kan ze niet zonder voedsel naar huis laten gaan, velen wonen ver weg en zouden kunnen bezwijken. En zijn discipelen vroegen zich af waar ze in deze eenzame streek aan voedsel konden komen. Wederom vroeg hij hen hoeveel broden heb gij? En ze zeiden zeven. En hij gaf aan de schare het bevel op de grond te gaan zitten. Hij nam de zeven broden, zegende het, brak ze in stukken en gaf ze aan de discipelen om ze uit te delen. Ze hadden ook een paar visjes, ook over de visjes sprak hij een zegenbede uit, en liet ze ronddelen. Ze hadden volop te eten, en hielden vier manden met brokstukken over, er waren vierduizend mensen en hij zond ze naar huis, en stopte in de boot naar het gebied Dalmanuta.
De veelheid van deze massa mensen, maakt de betekenis van het verhaal eenvoudig, het voedsel dat Christus ons aanbied is voor iedereen en allemaal, niemand uitgezonderd. Voor het uitdelen van dit voedsel heeft Christus wel mensen nodig, eerst waren dat de discipelen, de plaatsbekleders op aarde, de priesters, monniken en monialen, en nu de kerkgangers en de gelovigen, mannen en vrouwen die het belang ervan inzien voor de wereld van vandaag en de toekomst …
8:12
Hij zuchtte nog eens hartgrondig, om de farizeeën die hem nog eens op de proef wilden stellen, want ze verlangden weer eens naar een teken, wat verlangt dit geslacht toch naar tekens? Hij liet hen staan, en vertrok naar de overkant van het meer. De leerlingen ontdekten dat ze nog maar een brood hadden, ze praatten onder elkaar hoe ze dit moesten oplossen, hij merkte dat en waarschuwde hen voor het zuurdesem van de farizeeën, en over het zuurdesem van Herodes. Hij zei; begrijpen jullie het dan niet? Jullie hebben ogen, zie je dan niet, jullie hebben oren hoor je dan niet? Hoeveel volle korven hebben jullie toen opgehaald bij de eerste en tweede uideling, toen met vijfduizend mensen, toen met vierduizend mensen. Eerst 12 manden, en toen 7 manden. Hij zei; en jullie begrijpen het nog niet?.
Zij verlangden wonderbaarlijke natuurverschijnselen dat zou aantonen dat hij de Messias was. Echter Christus gaf hen voedsel voor het hele leven dat niet opraakt, maar wel verorbert en doorgegeven moest worden …
8:29
Christus vroeg aan zijn discipelen, wie denken jullie dat ik ben? Petrus zei; U bent de Messias (verlosser). Christus begon hun uit te leggen, de verlosser moet nog veel lijden, en zal door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden tot de dood gebracht worden, Petrus die noch dacht in termen van verdedigen en er op los slaan, begon hem daarover de les te lezen. Christus keek zijn discipelen aan en berispte Petrus, en zei; jouw gedachten zijn niet Gods (goede) gedachten, maar de gedachten van mensen. Hij riep de menigte en zijn discipelen bijeen en zei tegen hen; als iemand mij wil volgen, dient hij met zichzelf te breken, zijn kruis opnemen en mij volgen. Want wie zijn leven wil redden zal het verliezen, echter; wie zijn leven verliest om mij en de goede boodschap, zal het redden. Want wat baat het een mens heel de wereld te winnen, als hij zichzelf schade toebrengt.
*Want wat kan een mens geven in ruil voor zichzelf.
*Want wie zich schaamt voor mij en mijn woorden te midden van de overspelige en afvallige generaties van de wereld, over ’hem’ zal de Mensenzoon zich schamen, wanneer hij bekleed met de (JHWH) heerlijkheid van zijn vader, komt met de heiligen en de engelen.
Wie denken wij dat Christus was, een profeet die een wereldse boodschap kwam brengen? Belangrijker is de vraag, wat kunnen de evangeliën ons vandaag nog zeggen, worden wij er wijzer van, leren wij zien, horen en voelen zoals Jezus dat bedoelde. Ik zeg ja, als wij in staat zijn de last van de institutionele kerk terzijde te leggen. Wij dienen de kerk(haar macht) te ‘verliezen’ om het woord van Christus te redden, als de kerk zichzelf wil redden, dient zij haar dominante macht te verliezen …
9:1
Ook zei hij hun; ‘Ik verzeker u’ er zijn hier die de dood niet proeven, voordat ze hebben gezien dat Gods Koninkrijk met kracht gekomen is.
De dood niet proeven kan betekenen, dat er onder zijn volgelingen mensen waren die, niet sterven eer ze het ‘heil’ hebben gezien, daarmee zegt Christus, dat zij getuigen zullen zijn van het toekomstige koninkrijk of liefdesparadijs …
9:14
Toen Christus terug bij de andere discipelen kwam zagen zij hen druk in gesprek met schriftgeleerden en mensen om hen heen, want het lukte ‘hen’ niet een demon uit te drijven. Christus vroeg hun wat discuteert u toch met hen? Iemand gaf hem ten antwoord; Meester, ik heb mijn zoon naar u toe meegenomen, omdat hij in de greep is van een stomme geest. Wanneer hij hem aangrijpt knijpt hij hem de keel dicht, en dan slaat hem het schuim uit de mond, knarst met de tanden en wordt helemaal stijf. Hij antwoordde hierop; Ongelovig slag mensen, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie nog verdragen! Breng hem bij me … Ze brachten hem naar hem toe. Zodra de kwade geest ’hem’ zag, deed hij hem meteen stuiptrekken, viel op de grond met schuim op de mond. Jezus vroeg de vader, hoe lang heeft hij dat al? Van kindsbeen af, de demon heeft hem al in het vuur proberen te gooien, of in het water om hem te doden. Maar als u kunt, wees met ons begaan, kom ons te hulp. Christus zei; of ik dat zou kunnen, alles kan voor wie vertrouwen heeft. Meteen riep de vader, ik heb vertrouwen, ik geloof! Kom mijn gebrekkig vertrouwen te hulp. Toen Jezus zag dat de menigte toestroomde, bestrafte hij de onreine geest met de woorden; stomme en dove geest, ik beveel je, ga uit hem weg, en kom niet meer in hem terug. Onder gekrijs verdween het uit de jongen, die voor dood bleef liggen, ze zeiden; hij is dood. Jezus nam hem bij de hand en deed hem opstaan. Thuisgekomen vroegen zijn discipelen hem, waarom konden wij die geest niet uitdrijven? Hij zei; dit soort kan je alleen uitdrijven door gebed en overdracht.
Ongelovig slag mensen, Jezus uit hier zijn ongenoegen over het gegeven dat zijn leer niet begrepen wordt. Er was iemand met een zoon naar zijn discipelen gekomen, het lukte hen niet de kwade genius uit te drijven, de vader vroeg Christus te hulp, omdat de leerlingen nog een te gebrekkig vertrouwen hadden, met Christus ‘invloed’ kwam dat vertrouwen er wel …
9:30
En zij reisden naar Galilea, en hij wilde niet dat men dat te weten kwam. Hij onderwees hen als volgt; de zoon des mensen wordt overgeleverd in handen van mensen, , en ’zij’ zullen hem der dood brengen, en drie dagen na ’zijn’ dood zal hij opstaan.
Christus wilde niet gevangen genomen worden voordat hij had gedaan waar hij voor gekomen was. De mens Christus had profetische en genezende gaven, een Goddelijke geest was in ‘hem’ zichtbaar geworden voor velen. Dit gebeurde in een tijd van evolutionaire ontwikkelingen betreffende het leven en verstandelijke vooruitgang. 2000 jaar geleden kon gebeuren, dat de apostelen de gaven en genezende krachten van Christus konden erven, en dat geldt voor mensen met een uitzonderlijke gesteldheid, zoals dit in Christus op een geheel eigen wijze is gebeurd …
9:34
Hij vroeg hun; waarover hebt gij onderweg met elkaar staan praten? Zij zwegen want zij hadden onderweg met elkaar gesproken onder wie van hen de hoogste (grootste) was. Hij ging zitten, riep de twaalf bij hem, en zei; als iemand de eerste wil zijn , zal hij de laatste van allen zijn, en de dienaar van allen.
Hij plaatste een kind in hun midden, sloeg er de armen omheen en zei; wie zo een kind in mijn naam ontvangt, ontvangt mij, en wie mij ontvangt, ontvangt niet Jezus, maar hem die mij gezonden heeft.
Hier gaf Jezus te kennen dat in de leer van de liefde geen onderscheid in rangen en standen kan hebben, wie een hogere plaats wil opeisen zal vernederd worden. Wie zich bescheiden opstelt en belangeloos zijn plaats inneemt, zal in liefde vooruitgaan …
9:38
Johannes zei; Meester we hebben iemand in ‘uw’ naam demonen zien uitdrijven, wij hebben hem tegengehouden omdat hij niet iemand van ons was. Hij zei; belet niemand die kracht zal doen uit mijn naam, want iemand die in mijn naam een krachtige daad verricht is niet tegen ons, en iemand die niet tegen ons is, is voor ons.
Hier zegt Christus dat iemand die zijn leer begrepen heeft en er naar wil leven, onafhankelijk van instituut of kerk, dat hij of zij door niemand daarin belemmert mag worden. Mensen zijn vrij de boodschap van Christus uit te dragen …
9:40
Want als iemand jullie een beker water te drinken geeft omdat jullie van Christus zijn, voorwaar ik zeg u; zijn loon zal hem niet ontgaan. Wie een van de kleinen die op mij vertrouwen, ten val brengt, voor hem is het beter om met een molensteen om de nek in zee geworden te worden. Als je hand of voet je in de weg staat, hak het af, je kan beter kreupel door het leven gaan, dan met handen en voeten in de hel gegooid te worden. Want ’iedereen’ zal met vuur gezouten worden. Zout is iets goeds, maar als het zout zijn kracht verliest, waarmee zal je dan het zout weer krachtig maken? Door het zout in je zelf, en leef in vrede met elkaar.
Hier spreekt Christus een krachtige overtuiging uit; het kleinste vertrouwen is al voldoende om het rijk van de liefde binnen te treden, voor een ieder kan het gelden dat er zaken in je leven aan de orde zijn, die het uitoefenen van de ‘liefdesboodschap’ in de weg staan, hij raad ons aan in niet mis te verstane woorden, die onrust uit de weg te ruimen …
10:2
Er kwamen farizeeën op hem af met de vraag of een man zijn vrouw mag verstoten, zij wilden hem op de proef stellen. Hij gaf hun ten antwoord; wat heeft Mozes u voorgeschreven? Ze zeiden; Mozes heeft toegestaan een scheidingsakte te schrijven, en haar dan te verstoten. Daarop zei Jezus hen; omdat ’u’ hardleers bent heeft Mozes u dat voorgeschreven, maar van het begin van de schepping af heeft hij het samenleven mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zich hechten aan elkaar, en die twee zullen ččn (vlees) zijn. Ze zijn dan niet meer twee maar ččn. Dus; wat God heeft verbonden moet de mens niet scheiden. Thuisgekomen vroegen de discipelen hem er opnieuw over, hij zei hen; wie zijn vrouw verstoot voor aan ander, pleegt tegenover haar echtbreuk, en als zij haar man verstoot voor een ander pleegt zij echtbreuk (breuk van een huwelijkse belofte).
Huwelijk en echtbreuk zijn zaken die van alle eeuwen zijn. Oorspronkelijk is huwelijk en wetgeving bedoeld voor het vaststellen van bezit. De huwelijksbelofte is ook een niet mis te verstane belofte, wens en overeenkomst, om te allen tijde in lief en leed bij elkaar te blijven. Toch is dat niet voor iedereen haalbaar, en is het van belang een scheidingsbrief aan te vragen, man en vrouw zijn er voor ‘elkaar’ door de hardheid van s’mensen harten, zal een breuk voor velen toelaatbaar en onvermijdelijk zijn …
10:14
Jezus zei; laat de kinderen tot mij komen, want ze zijn als het koninkrijk Gods. Ik verzeker jullie, als je het koninkrijk Gods niet bemint als een kind, zul je er zeker niet binnengaan. Hij omarmde kinderen met zijn armen en zegende hen.
Als een volwassen mens tussen volwassenen, kan je de kinderen niet buitensluiten, hun onschuld is liefde op zijn puurst, en heeft een verzachtende inwerking op volwassenen …
10:18
Iemand kwam naar hem toe en zei; goede Meester, wat moet ik doen om een plaats in de hemel te verkrijgen? Jezus zei; waarom noemt u mij goed? Niemand is zo goed als God, de geboden kent u toch, als gij daar naar leeft. De persoon zij, aan dat alles heb ik me gehouden, van jongs af aan. Jezus keek hem aan, en ging van hem houden op het gezicht af, en zei hem; ččn ding ontbreekt nog, ga verkopen wat u bezit en geef het aan de armen, en ge zult een schat vinden in de hemel. Kom daarna bij me terug om me te volgen. De persoon verstrakte zijn gezicht en liep verdrietig weg, want hij was iemand met veel bezit.
En dat is wat veel mensen weerhoud, bezit en de liefdesboodschap van Christus verdragen elkaar niet altijd, het egocentrisch denken en er naar leven in onze cultuur, weerhoud mensen om naar samenkomsten te gaan, die liefdewisseling ten grondslag hebben …
10:23
Jezus zei wat is het toch moeilijk voor mensen met bezit en geld, het koninkrijk van God binnen te gaan. De discipelen schrokken van deze woorden, maar Jezus ging door; vrienden wat is het toch moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Een kameel gaat makkelijker door het oog een de naald, dan een rijke te komen in het Rijk Gods. En zij werden nog meer verslagen, en zeiden tegen elkaar kunnen wij nog wel gered worden. Jezus zag hen aan en zei; bij mensen kan dat niet, bij het Rijk Gods kan dat wel, want bij God kan alles. Petrus zei daarop, wij hebben toch maar alles achter ons gelaten en u gevolgd! Jezus zei, ik verzeker jullie dat zij die alles achter zich heeft gelaten, om mij, en mijn evangelie, ontvangt het honderdvoudig terug omwille van mij en de goede boodschap, nu, en in deze tijd raken huizen, moeders, kinderen en akkers, in vervolging tot in de toekomstige eeuw, het eeuwige leven, maar vele eersten zullen de laatsten, en de laatsten zullen de eersten zijn.
Het zal wel een eeuwig dilemma zijn voor ons mensen om te kiezen voor het eigen welzijn, of voor het welzijn van allen, of het beste en de hoogste plaats. Toch heeft Christus dat voorzien, en hij zegt; als je alles opgeeft wat je in de weg staat om het rijk van de liefde te bereiken, zul je dat wat je opgeeft veelvuldig terugkrijgen in de vorm van een eeuwig welzijn, in liefde verbonden met de Allgeest, die in mensen ‘en’ in de mensheid leeft …
10:32
Ze waren ontdaan wat hun gezegd was, ook de mensen die volgden waren bang. Weer nam hij de twaalf apart, en begon te vertellen wat hem zou overkomen. Hij zij tegen hen wat hem zou overkomen. Kijk we gaan op weg naar Jeruzalem, en de Mensenzoon zal overgeleverd worden aan de hogepriesters en schriftgeleerden, en ze zullen hem ter dood veroordelen en overgeven aan de heidenen, zij zullen hem bespuwen, bespotten, geselen en ter dood brengen, en na drie dagen zal hij opstaan.
Wat Christus hier zegt is natuurlijk onmogelijk te begrijpen, een mens die zoveel goed doet, die duizenden mensen naar zich toetrekt omdat hij een leer verkondigt, dat is opgedragen aan liefde en mededogen, niet te begrijpen dat deze mens, van Godswege tot hen gekomen, dat die bespot, bespuwd, gemarteld en vermoord zou worden. En toch is dat een gebeuren dat onderdeel is van de mensheid waar wij, ook vandaag de dag, deel van uitmaken. Nog is de stem van de meester, die in onze oren klinkt te horen, ’wees niet bang’ doe het goede, ook al ben je als nietig mensje een klein vonkje dat ’liefde’ uitdraagt, als je met velen bent, is het een ‘werkende grootheid’ in deze mensenwereld …
10:32
Toen kwamen Jacobus en Johannes, zonen van Zebedeus bij hem; en zij vroegen; Meester wij willen u vragen iets voor ons te doen. Hij vroeg hun, wat wil je dat ik voor jullie doe? Ze zeiden; geef dat een van ons rechts en een van ons links van u mag zitten, als u in uw JHWHlijkheid aangekomen bent. Maar Jezus zei hun; je weet niet wat je aan mij vraagt. Kunnen jullie de beker drinken, die ik drink, of gedoopt worden met de doop waarmee ik gedoopt wordt. Ze zeiden; ja dat kunnen wij. Jezus zei hun; de beker drinken die ik drink, en gedoopt worden waarmee ik gedoopt wordt … maar rechts of links zitten naast mij … dat is niet aan mij om dat te vergeven. Dat wordt gegeven aan hen voor wie dat is weggelegd.
Jacobus en Johannes hebben het kennelijk niet begrepen, de eersten zullen de laatsten zijn, dat is ook wat wij doen als we ons willen indekken tegen alle mogelijke onheil. Ben je in staat te doen wat mij te doen staat, vraagt hij ons, ja zeggen wij, maar we kunnen niet meer dan dat wat in ons vermogen ligt …
10:41
Toen de tien dan hoorden, ergerden zij zich aan Jacobus en Johannes, daarop riep Jezus hen bijeen, en zei; jullie weten dat erkende leiders van de volken JHWHschappij voeren over hen, en hun grote mannen gezag laten gelden. Maar zo is het onder jullie zeker niet. Wie daartegenover groot wil worden onder jullie, moet jullie dienaar zijn, wie onder jullie de eerste wil zijn, dient slaaf van allen te zijn. Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen … en zijn leven te geven als losgeld voor velen.
Niet gekomen om gediend te worden, ook dat wordt ons gevraagd, leef de liefde, ook al verkoop ik al mijn bezittingen, als ik niet wil dienen, is mijn liefde als een kreet zonder voortbestaan …
10:49
Er was een blinde die schreeuwde om hulp, Jezus bleef staan, en zei; roep hem. De blinde wierp zijn jas weg, en kwam op Jezus toe, en Jezus zei hem; wat wilt u dat ik voor u doe? De blinde zei; Rabboeni, dat ik weer kan zien. Ga zei Jezus, uw geloof heeft u gered. Meteen kon hij weer zien, en ging zijn weegs.
Uw geloof heeft u gered, zien en toch niet zien. De ‘geest’ die verlichting brengt, het moment dat we begrijpen en beseffen wat er toe doet in ons leven, om het leven te leven, maakt dat we de last van het ‘niet begrijpen’ van ons af kunnen gooien, en zien (is weten) waar we naar toe gaan. Schweitzer had dit ook begrepen toen hij zei; “ik ben leven, dat wil leven, te midden van ‘al’ het leven” En dat kon hij zeggen omdat hij vanuit wetenschappelijk oogpunt, heeft leren zien, wat je niet kunt zien …
11:15
Ze kwamen in Jeruzalem aan. Hij ging de tempel binnen en begon de mensen die daar kochten en verkochten weg te jagen; de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers gooide Hij om, en Hij liet niet toe dat iemand iets vervoerde over het tempelplein. Hij leerde hun: ‘Er staat toch geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed heten voor alle volken? Maar u hebt er een rovershol van gemaakt.’
Heel het volk was verrukt over zijn leer. De zekerheid dat het waar en juist was, wat hij zei, maakte Jezus tot een man van gezag, en dat geldt ook nu nog, mensen die een boodschap hebben binnen de kerk en haar instituut worden wel met ontzag bejegend, maar toch worden zij genegeerd of in de ban gedaan, en het liefst naar de vergetelheid verbannen …
11:20
Toen ze de volgende dag langs de vijgenboom kwamen die Jezus verdoemd had, en Petrus herinnerde zich dat, zei hij; Rabbi, kijk de vijgenboom is nu helemaal verdord. Jezus zei hun; alles waarom je bidt en vraagt, vertrouw erop dat je het al ontvangen hebt, en het zal je ten deel vallen. En wanneer je staat te bidden, vergeef diegene tegen je wie je iets hebt, opdat je vader in de hemel ook jullie je overtredingen vergeeft.
Sterf ervaring van het ego, kennelijk was dit een actie van Christus, om aan te geven hoe belangrijk het is om je ego los te laten, deze kan je behoorlijk in de weg zitten, en het je lastig maken wanneer je ‘zijn’ pad wil bewandelen …
11:27
Ze kwamen weer terug in Jeruzalem, nadat Christus de tempel en de tempelplein gezuiverd had van handelaars en geldwisselaars. Hogepriesters, schriftgeleerden, kwamen er oudsten naar hem toe, en vroegen hem; met wiens bevoegdheid doet u dit? Of; wie heeft u de bevoegdheid gegeven dit te doen? Jezus stelde daar een vraag tegenover; de doop van Johannes kwam die van de hemel of van de mensen? Ze overlegden met elkaar, en zeiden; als we zeggen van de hemel, dan zal hij zeggen, waarom heeft u hem dan geen geloof geschonken? Als we zeggen van de mensen, dan hebben we schrik van de menigte. Want allemaal dachten ze dat Johannes inderdaad een profeet was geweest, Ze zeiden aldus, we weten het niet! Omdat ze niet wilden antwoorden zei Jezus; dan zeg ik ook niet namens wiens bevoegdheid ik dit doe.
Dit antwoord kan kinderachtig lijken, maar ook voor Christus was het af toe verstandig niet het achterste van zijn tong te laten zien, want als je niet begrepen wordt, en je staat voor een ‘meerdere’ die zich een mindere voelt, dan kan je alles verwachten …
12:10
Hebt u dit Schriftwoord niet gelezen zei Jezus aan de hogepriesters: De steen die de bouwlieden hadden afgekeurd, die is de hoeksteen geworden. Op last van JHWH is dit gedaan, het is een wonder in onze ogen.’ Ze wilden hem arresteren maar waren bang voor het volk.
Dit doet me denken aan de fundamenten waarop de Christelijke kerk rust, die fundamenten zijn de dragers waarop heel het instituut kerk op is gebouwd, het is denkbaar dat die fundamenten aan vernieuwing toe zijn, ččn hoeksteen kan in ieder geval blijven staan, die van het ’midden’ daarin staat opgeslagen dat wat Christus ons heeft voorgedaan …
12:14
Zij vroegen hem moeten wij belasting betalen aan de keizer of niet? Jezus zei; geef aan de keizer, wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt.
Ook dit soort vragen kan je verwachten als je het over ’geloven in het woord van Christus’ hebt, men stelt vragen vanuit de overtuiging, dat de verhalen en het Christus geloof, achterhaald is, en er niet meer toe doet, en niets in minder waar dan dat …
12:28
Toen iemand van de schriftgeleerden hen had horen redeneren en zag dat Hij hun een juist antwoord had gegeven, ging hij Hem vragen: ‘Wat is het allereerste gebod?’ Jezus antwoordde: ‘Het eerste is dit: Luister Israël, de JHWH onze God is de enige JHWH; u zult de JHWH uw God liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel, met heel uw verstand en met heel uw kracht. Het tweede is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod, groter dan deze twee, is er niet.’ De Schriftgeleerde zei Hem: ‘Juist, Meester, terecht zegt U: Hij is de Enige en er is geen ander dan Hij. Hem liefhebben met heel ons hart en heel ons inzicht en heel onze kracht en onze naaste liefhebben als onszelf is veel meer dan alle brand- en slachtoffers bij elkaar.’ Toen Jezus zag dat hij met begrip antwoordde, zei Hij tegen hem: ‘U staat niet ver van het koninkrijk van God.’ Niemand durfde Hem nog een vraag te stellen.
Jezus antwoordt; u zult de JHWH uw God (JHWH of Scheppende Geest die redt) liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel, met heel uw verstand en met heel uw kracht. Het tweede is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Velen zullen zeggen, maar dat doe ik al naar vermogen, en dat kan ook zo zijn, toch blijft het van belang dit in een gezamenlijke opgetogenheid te doen, uit te spreken en waar te maken …
12:38
Bij zijn onderricht zei Hij: ‘Pas op voor de schriftgeleerden, die graag in plechtige gewaden rondlopen en graag gegroet worden op het marktplein, graag vooraan in de synagoge zitten, en op de ereplaats bij het feestmaal. Mensen die de huizen van de weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden opzeggen – over hen zal een bijzonder streng vonnis geveld worden.
Hoe pijnlijk het ook is, dat kan nog steeds gezegd worden, pas op voor de ambtsdragers, zij prediken voor hun brood, en zijn niet van zins hun mening of inzicht te wijzigen, dat kunnen ze ook niet ander komen ze in conflict met hun belofte volgens de vastgestelde regels te leven (stichter of ontwerper heeft het zus of zo, vastgelegd), ook al is de geest van de tijd klaar voor het nieuwe denken …
12:41
Gezeten tegenover de offerkist, bekeek Hij hoe de menigte kopergeld in de offerkist gooide. Veel rijken gooiden er veel in. Er kwam een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van een quadrans. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie, die arme weduwe gooide meer in de offerkist dan alle anderen. Want allen gooiden er iets in van hun overvloed, maar zij gooide er van haar armoede alles in wat ze had, heel haar levensonderhoud.’
Wat is overvloed, wanneer is weinig te weinig? Wij leven in een wereld van veel, soms is het te veel, dan weer is het oneerlijk; wij teveel, zij te weinig. In deze wereld leven wij, rijkdom en materiële welvaart is nog steeds niet goed verdeeld, Christus was daar toen ook al getuige van. Hij spoort ons aan het daar niet bij te laten, beseffende dat wij uit de goedheid van ons hart, geld geven aan instellingen die zich inzetten voor de armen in deze wereld, met geld geven alleen zijn wij niet klaar mee.
13:1
Toen Hij wegging uit de tempel, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Meester, kijk toch eens wat een stenen en wat een gebouwen.’ Jezus zei hem: ‘Zie je die grote gebouwen? Er zal hier geen steen op de andere blijven: alles zal worden neergehaald.’
De verwoesting die Christus hier voorspeld kan vele betekenissen hebben, waarschijnlijk voorspeld hij dat het nog wel even duren kan voordat het rijk van de liefde gerealiseerd wordt. Zo zou ook de betekenis van de vernietiging van de tempel; de fysieke omhulling van de geestelijke wereld kunnen beteken, in de persoon van Jezus, wordt daarmee ‘zijn’ sterven bedoeld, die na drie dagen is verrezen uit de dood, de fysieke dood wel te verstaan. Zijn blijde boodschap moest over de hele wereld verspreid worden, dat is nu wel zo’n beetje het geval, maar nu komt het echte werk. De mensen zijn mondig geworden, en de geest van de liefde is verspreid, en in alle talen verkondigd, nu alleen nog, het zien, begrijpen en toepassen in alle gelederen van de samenleving …
13:4
Zeg ons wanneer(Apocalyps of profetie) dat zal gebeuren, en wat het teken is dat, dat alles in vervulling gaat.’ Jezus begon hun uit te leggen: ‘Kijk uit dat niemand jullie op een dwaalspoor brengt. Velen zullen in mijn naam optreden en zeggen: “Ik ben het”, en ze zullen velen op een dwaalspoor brengen. Wanneer jullie horen over oorlogen en oorlogsgeruchten, laat je dan niet bang maken. Dit moet gebeuren, maar het is het einde nog niet. Want het ene volk zal tegen het andere opstaan en het ene koninkrijk tegen het andere, en op verscheidene plaatsen zullen er aardbevingen zijn, en hongersnood.
Dat is het begin van de weeën. En jullie, let op jezelf. Ze zullen je uitleveren aan rechtbanken en geselen in synagogen, en voor gouverneurs en koningen zullen jullie terechtstaan omwille van Mij, als een getuigenis voor hen.
Christus geeft geen rechtstreeks antwoord op de vraag wanneer de verwoesting zal plaats vinden, we weten nu dat het van alle tijden is, eeuwen gaan voorbij, maar het woord van Christus is gestand gebleven, tot op de dag van vandaag. Wie ten einde toe zich aan het woord van Christus houdt, zal gered worden; zal opgaan in de JHWHlijkheid van het gelouterde geweten …
1 Petrus 1
Nu u gehoorzaam bent aan de waarheid, is uw hart gelouterd en kunt u oprecht van uw broeders en zusters houden; heb elkaar dan ook onvoorwaardelijk lief, met een zuiver hart, [23] als mensen die opnieuw zijn geboren, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Christus levende en altijd blijvende woord. [24] ‘De mens is als gras en zijn schoonheid als een bloem in het veld: het gras verdort en de bloem valt af, [25] maar het woord van Jezus blijft eeuwig bestaan.’ Dit woord is het evangelie dat aan u verkondigd is.
13:10
Aan alle volkeren moet eerst de goede boodschap verkondigd worden. Wanneer ze je komen halen om je uit te leveren, pieker dan niet al van tevoren over wat je moet zeggen, maar zeg wat je op dat moment wordt ingegeven; want jullie zijn het niet die spreken, maar de heilige Geest. En de ene broer zal de andere aan de dood uitleveren, en een vader zijn kind, en kinderen zullen tegen hun ouders in verzet komen en hen ter dood brengen. Je zult door iedereen gehaat worden vanwege mijn naam. Maar wie tot het einde volhardt, die zal gered worden.
Niet jullie zijn het die de boodschap verkondigen, maar; de ‘heiligende geest’ legt jullie de woorden in de mond. Daarentegen is er ook wijsheid in de mensen gekomen, ook zij spreken woorden ter bevordering van een hogere mensorde. Niet alleen de Mensenzoon spreekt tot ons in de taal van de heiligende geest, ook zij die ‘begeesterd’ zijn door wijsheid, inzicht en toekomstvisie …
13:14
Wanneer je de huiveringwekkende gruwel ziet staan waar die niet hoort,’ – let op, lezer – ‘dan’ moeten de inwoners van Judea de bergen invluchten. Wie op het dak is, moet niet naar beneden komen om nog iets uit zijn huis te halen, en wie op het land is, moet niet teruggaan om zijn jas te halen. Wee de vrouwen die dan zwanger zijn of een kind aan de borst hebben in die dagen! Bid dat het niet gebeurt in de winter.
13:21
Als iemand dan tegen jullie zegt: “Kijk, hier is de Messias, kijk, daar is Hij”, vertrouw het niet. Want er zullen valse messiassen en valse profeten opstaan en ze zullen tekenen en wonderen laten zien, om, als het mogelijk zou zijn, de uitverkorenen op een dwaalspoor te brengen. Maar jullie moeten uitkijken. Ik heb het jullie allemaal van tevoren gezegd. Maar in die dagen na de verschrikking zal de zon verduisterd worden, en de maan haar licht niet meer laten schijnen, en zullen de sterren van de hemel vallen en de hemelse machten wankelen. En dan zal men de Mensenzoon op wolken zien komen, met veel macht en (JHWH) heerlijkheid. Dan zal Hij de engelen uitzenden en zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het uiteinde van de aarde tot aan het uiteinde van de hemel.
Na al die verschrikkingen zal er vrede op aarde komen, in de eschatologische eindfase zal voor alle mensen en volken het heil zegevieren. Doch dit zal niet door de hemel gerealiseerd worden, maar door een apocalyptische eindzege van de transsubstantiatie (omzetting), van de lichaam geworden werkelijkheid, van brood en wijn, dat Christus ons heeft aangereikt; dat plaats vindt op het ‘altaar’ van de wereld, in samenwerking met de ‘geestelijke’ (leegte - mystiek, spiritueel), ‘verstandelijke’ en ‘fysieke’ wereld waaraan ons denken en handelen verbonden is.
13:24 Want die dagen zullen een verschrikking zijn zoals die er nog nooit is geweest, vanaf het begin van Gods schepping tot nu toe, en er ook niet meer zal komen. Als de JHWH die dagen niet had ingekort, zou niemand gered worden. Maar omwille van zijn uitverkorenen heeft Hij die dagen ingekort.
We weten nu dat het geen straf van God is wat er op aarde gebeurd, veel van de aarderampen worden veroorzaakt door de nog in beweging zijnde aarde, wees waakzaam zou je nu kunnen vertalen in; waar je, je ook bevind in de wereld, rustige tijden kunnen plotseling omslaan in onrust en wantoestanden, omdat het rijk van de liefde nog bij lange na niet gerealiseerd is. Christus spoort ons aan waakzaam te blijven, en zeker niet werkloos toe te kijken en afwachten tot wanneer de zoveelste ramp zich voltrekt, blijf alert, blijf geloven in de liefde die banden smeed …
13:28
Leer van het beeld van de vijgenboom: als zijn twijgen zacht worden en zijn bladeren zich ontvouwen, dan weten jullie dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten: wanneer je deze dingen ziet gebeuren, dan staat het vlak voor de deur. Ik verzeker jullie, deze generatie gaat niet voorbij voordat dit allemaal gebeurd is. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan.
Zijn woord zijn waarheid is gezaaid en geplant in onze harten, als de twijgen zacht zijn geworden en de bladeren zich ontvouwen, dan is de tijd gekomen dat de mensheid de vier fasen is gaat afronden, winter - voorjaar - zomer - herfst, enzovoorts …
13:32
Maar wanneer die dag of dat uur aanbreekt, weet niemand, de engelen in de hemel niet, de Zoon niet, maar alleen de Vader. Kijk uit, wees waakzaam. Want je weet niet wanneer het moment daar is. Het is als met iemand die naar het buitenland is, zijn huis heeft achtergelaten en het JHWH heeft overgedragen aan zijn knechten, ieder zijn eigen taak, en aan de poortwachter heeft opgedragen om waakzaam te zijn. Wees dus waakzaam, want je weet niet wanneer JHWH komt, ’s avonds laat of midden in de nacht of bij het kraaien van de haan of bij het eerste ochtendlicht, zodat hij niet onverwacht komt en jullie in slaap vindt. Wat Ik jullie zeg, zeg Ik tegen iedereen: wees waakzaam.’
Ieder heeft zijn taak in deze goddelijke/geestelijke en aards/menselijke wereld. In tegenstelling van wat Christus schijnt te zeggen, denk ik niet dat het een tijd van wachten is, maar een tijd van doen, het woord van Christus letterlijk nemen …
(Lc.34)Zorg ervoor dat u niet versuft raakt door de roes van dronkenschap en door de zorgen van het leven, en dat die dag u niet plotseling overvalt [35] als een klapnet. Want hij zal komen over alle bewoners van heel de aarde. [36] Blijf te allen tijde waakzaam en bid dat u de kracht zult hebben om te ontkomen aan alles wat er gaat gebeuren om rechtop te staan voor de Mensenzoon.’
Wij dienen ons voor te bereiden op de tijd die nog moet komen, door de secularisatie lijkt het erop dat we in slaap sukkelen, en denken dat het vanzelf wel goed komt …
14:12
Op de eerste dag van het feest van de ongedesemde broden, wanneer men het paaslam slachtte, zeiden zijn leerlingen tegen Hem: ‘Waar wilt U dat wij voorbereidingen gaan treffen voor het paasmaal?’ Daarop stuurde Hij twee van zijn leerlingen eropuit met de opdracht: ‘Ga naar de stad. Daar zal jullie iemand tegemoet komen die een kruik water draagt. Volg hem, en zeg waar hij binnengaat tegen de (JHWH) heer des huizes: “De meester laat vragen: Waar is de kamer waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden?” Hij zal jullie een ruime bovenzaal wijzen, die ingericht is en op orde gebracht. Maak het daar voor ons klaar.’ De leerlingen gingen weg en kwamen in de stad. Ze troffen het aan zoals Hij hun gezegd had, en ze maakten het paasmaal klaar.
Voorbereiding op het afsterving proces, niet het sterven van de lichamelijke dood, maar van het overgaan in het eeuwige, het ‘geloof’ in de eeuwige liefde, dat niet van mensen is, maar wel aan de mens gegeven is, en dat om voltooiing vraagt na een immense tijd van groei en geestelijke ontwikkeling …
14:17
Toen de avond gevallen was, kwam Hij met de twaalf. Toen ze aan tafel waren gegaan, zei Jezus onder het eten: ‘Ik verzeker jullie, een van jullie, die nu met Mij eet, zal Mij overleveren.’ Zij werden bedroefd en de een na de ander zei tegen Hem: ‘Ik toch niet?’ Maar Hij zei hun: ‘Een van de twaalf, die met Mij zijn hand in de schaal doopt. De Mensenzoon gaat wel heen zoals over Hem geschreven staat, maar wee die mens, door wie de Mensenzoon overgeleverd wordt. Het zou beter voor die mens zijn, als hij niet geboren was.’
Volgens de profetieën moest er een mens zijn die hem zou verraden, dat geeft dan ook meteen het meest menselijke aan van dit drama, het onvermogen; hartstocht, verraad, lust, begeerte, te beheersen of uit te bannen. Het zijn ’de’ meest menselijke eigenschappen, die het rijk van de liefde in de weg staan, die het de mens moeilijk maakt te kiezen, voor het meest gewaardeerde talent van de mens; ‘LIEFDE activiteit - LIEFDE vermogen LIEFDE verlangen’ …
14:22
Tijdens de maaltijd nam Hij een brood, sprak de zegenbede uit, brak het brood, gaf het hun en zei: ‘Neem het, dit is mijn lichaam.’ Ook nam Hij een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun die beker; ze dronken er allen uit. En Hij zei hun: ‘Dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten. Ik verzeker jullie, Ik zal niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot de dag waarop Ik de nieuwe oogst zal drinken in het koninkrijk van God.’ Na het zingen van de psalmen gingen ze de stad uit, naar de Olijfberg.
Christus geeft hier aan dat hij niet eerder wenst terug te komen totdat de heilsgeschiedenis een definitieve wending heeft genomen. Het verbond dat hij (geest van liefde) met de mens sloot, hield niet op met de kruisdood, maar maakte er juist een begin aan. Het verplicht ons, onze verantwoording te nemen, dat ‘wij’ onze uiterste best zullen blijven doen, voorwaarden te scheppen, tegemoet te komen aan de wens van Christus; een wereld van liefdesrealiteit te scheppen; ‘waarbinnen’ liefde relaties kunnen groeien en bloeien …
14:27
Toen zei Jezus tegen hen: ‘Jullie zullen allemaal ten val komen, want er staat geschreven: Ik zal de herder treffen, en de schapen zullen verstrooid worden. Maar na ‘mijn’ opwekking zal Ik jullie voorgaan naar Galilea.’ Maar Petrus zei tegen Hem: ‘Ook al komen ze allemaal ten val, ik zeker niet.’ Jezus zei tegen hem: ‘Ik verzeker je: vandaag, in deze nacht, nog voordat de haan twee keer kraait, zul jij Me drie keer verloochenen.’ Maar hij verklaarde met nog meer nadruk: ‘Ook al moet ik samen met U sterven, ik zal U niet verloochenen.’ Dat zeiden ze allemaal.
Allen waren overtuigd dat geen van hen, zich door angst en radeloosheid zouden laten leiden, toch is dat wel gebeurd, en het tekent de situatie van toen. Dat het ‘ons’ alert doet zijn, dat het ons ‘niet’ zal overkomen, angst is een vooraankondiging voor de val, laten wij dit in ‘saamhorigheid’ onder ogen willen zien …
14:32
Ze kwamen bij een plek die Getsemane heet, en Hij zei tegen zijn leerlingen: ‘Ga hier zitten, terwijl Ik ga bidden.’ En Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en begon angstig en onrustig te worden, en zei tegen hen: ‘Ik ben dodelijk bedroefd. Blijf hier, en blijf wakker.’ Hij ging een eindje verder en wierp zich op de grond. Hij bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan Hem voorbij zou gaan. ‘Abba, Vader,’ bad Hij, ‘U kunt alles. Neem deze beker van Mij weg. Maar niet wat Ik wil, maar wat U wilt.’ Hij ging terug en vond hen in slaap, en Hij zei tegen Petrus: ‘Simon, slaap je? Kon je niet één uur wakker blijven? Blijf wakker en bid dat jullie in de beproeving niet bezwijken. De geest is wel van goede wil, maar het vlees is zwak zij sliepen steeds weer in.’
Ook hier tekent het de zwakte van ons mensen, we willen wel maar durven vaak niet, het is ook niet onze persoonlijke wil dat doorslaggevend dient te zijn, maar de wil van onze ‘gezamenlijke’ liefdes inspanning, onder leiding van een wereldomspannende geest van goede wil.
14:39
Hij ging weer bidden met dezelfde woorden. Toen Hij weer terugkwam, vond Hij hen wederom in slaap, want hun ogen waren zwaar, en ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden. Hij kwam voor de derde keer en zei tegen hen: ‘Slaap nu maar rustig verder. Het is voorbij. Het uur is gekomen; nu wordt de Mensenzoon overgeleverd in de handen van de zondaars. Sta op, laten we gaan. Kijk, hij die Mij overlevert, komt eraan.’
De discipelen waren als kinderen, zij volgden hem, konden niet verder zonder hem, zij stonden erbij en keken ernaar, waren niet bij machte Christus vernedering te voorkomen …
14:43
Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam Judas aan, een van de twaalf, en hij had een hele bende bij zich met zwaarden en knuppels, gestuurd door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten. Hij die Hem overleverde, had een teken met hen afgesproken: ‘Die ik zal kussen, die is het. Grijp Hem en zet Hem veilig vast.’ Toen hij eraan kwam, ging hij recht op Hem af en zei: ‘Rabbi*’, en kuste Hem. Ze grepen Hem en overmeesterden Hem. Een van de omstanders trok zijn zwaard, sloeg in op de knecht van de hogepriester en hakte hem een oor af. Daarop zei Jezus: ‘Alsof Ik een bandiet ben, zo bent u met zwaarden en knuppels op Mij afgekomen om Mij in handen te krijgen. Dag in dag uit gaf Ik bij u in de tempel onderricht, en u hebt Me niet opgepakt. Maar de Schriften moeten in vervulling gaan.’
Nogmaals doet Christus ons verstaan, dat de kleinheid van ons mens-zijn niets te betekenen heeft tegenover de grootheid van ‘zijn’ liefdes opdracht, toch laat hij ook weten, pas dan; wanneer wij de hoop en het geloof opgeven, er niets meer te redden valt, wat ons te doen staat is, doorgaan tot in lengte van dagen …
14:50
Ze lieten Hem allemaal in de steek en vluchtten weg. Een jongeman volgde Hem met slechts een linnen doek om het naakte lijf; ze grepen hem vast. Maar hij liet de doek achter en vluchtte naakt weg. Ze brachten Jezus naar de hogepriester, en alle hogepriesters en oudsten en schriftgeleerden kwamen bij elkaar. Simon Petrus was Hem op een afstand gevolgd tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester, en hij zat zich daar tussen de knechten bij het vuur te warmen. De hogepriesters en heel het Sanhedrin zochten getuigenissen tegen Jezus om Hem ter dood te kunnen brengen, maar ze vonden niets. Want velen legden wel een valse verklaring tegen Hem af, maar hun getuigenissen waren niet afdoende. Ook stonden er enkelen tegen Hem op met de valse verklaring: ‘We hebben Hem horen zeggen: “Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen, die niet door mensenhanden gemaakt is.”
’De beeldspraak van Christus zou ons moeten duidelijk maken, dat ‘zijn’ liefdes opdracht niet ongedaan te maken is. Dat geldt ook voor ons, Christus heeft ons te kennen is gegeven, heb de liefde lief, in alle tijden, wanneer en waar je ook ’bent’ …
Paulus in 1 Korinte 13: Al spreek ik de taal van mensen en engelen – als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. [2] Al heb ik de gave van de profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen zou kunnen verzetten – als ik de liefde niet heb, ben ik niets [3] Al deel ik al mijn bezit uit, al geef ik mijzelf prijs om mij daarop te kunnen beroemen – als ik de liefde niet heb, helpt het mij niets.
[4] De liefde is geduldig en vriendelijk; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij verbeeldt zich niets. [5] Zij gedraagt zich niet onfatsoenlijk, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. [6] Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt vreugde in de waarheid. [7] Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verduurt zij.
[8] De liefde vergaat nooit. De gave van de profetie, ze zal verdwijnen; het spreken in talen, het zal verstommen; de kennis, ze zal ooit hebben afgedaan. [9] Want ons kennen is stukwerk, en stukwerk ons profeteren. [10] Maar wanneer het volmaakte komt, heeft het stukwerk afgedaan. [11] Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind; nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke achter mij gelaten. [12] Nu kijken wij nog in een spiegel, we zien raadselachtige dingen, maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik nog slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen zoals ik zelf gekend ben. [13] Deze drie dingen blijven altijd bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de liefde is het voornaamste.
14:59
Maar zelfs dit getuigenis was niet afdoende. De hogepriester trad naar voren en stelde Jezus de vraag: ‘U antwoordt niets? Wat brengen ze wel niet tegen U in!’ Maar Hij bleef zwijgen en antwoordde niets. Weer stelde de hogepriester Hem een vraag en zei tegen Hem: ‘Bent u de Messias, de Zoon van de Gezegende?’ Jezus zei: ‘Ja, dat ben Ik, en u zult de Mensenzoon zien, gezeten aan de rechterhand van de Macht en komend op de wolken van de hemel.’ De hogepriester scheurde zijn kleren en zei: ‘Waarvoor hebben we nog getuigen nodig? U hebt de godslastering gehoord. Wat vindt u?’ Allen oordeelden dat Hij de doodstraf verdiend had. Sommigen begonnen Hem te bespuwen, deden Hem een blinddoek voor, sloegen Hem dan en zeiden: ‘Profeteer nu eens!’ De knechten gaven Hem een afranseling.
Het was tot een volksgericht gekomen, de terechtstelling van Christus, haat, angst, rancune, corruptie, deed deze gewelddadige voorstelling, eindigen tot de kruisdood, vernietiging van zijn lichaam, maar niet van zijn opdracht, de mensheid tot voorbeeld te zijn, en tot het stichten van een geloofsgemeenschap dat door ‘zijn boodschap’ wereldomspannend zou worden.
15:34
Op het negende uur riep Jezus met luide stem: ‘Eloi, Eloi, lema sabachtani?’ Dat betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij in de steek gelaten? Sommige omstanders die het gehoord hadden, zeiden: ‘Hoor, Hij roept Elia!’ Een van hen rende weg, doopte een spons in wijn, stak die op een rietstok en wilde Hem te drinken geven. ‘Laten we eens kijken of Elia Hem eraf komt halen’, zei hij. Maar Jezus had, na het slaken van een luide kreet, de geest gegeven. Het voorhangsel in de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën. Toen de centurio die tegenover Hem stond, zag dat Hij op deze manier de geest gaf, zei hij: ‘Inderdaad, die man was de Zoon van God.’
Zijn doodskreet; “mijn God mijn God” waarom hebt u mij verlaten, geeft de eenzaamheid aan van de mens Christus en zijn ‘sterven’ op het kruis, doch is ook een verwijzing naar de stilte, en het niet horen, niet zien, niet spreken van de JHWH die Christus zijn Vader noemde, en die ook voor ons een onzichtbare niet bereikbare “grootheid” is gebleven …
16:9
Nadat Hij ’s morgens vroeg op de eerste dag van de week was opgestaan, vertoonde Hij zich het eerst aan Maria van Magdala, bij wie Hij zeven demonen uitgedreven had. Zij ging het vertellen aan zijn metgezellen, die om Hem rouwden en weenden. Toen die hoorden dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden ze het niet. Daarna verscheen Hij in een andere gedaante aan twee van hen, toen die te voet op weg waren naar het land. Zij gingen terug en vertelden het aan de anderen. Ook hen geloofden ze niet.
Door die onzichtbare grootheid, heeft “de liefdes geest” zich middels Christus ‘opstanding’ na ‘Pinksteren’ wel in ons mensen/geheugen genesteld, met de wereldse overtuiging, dat redding mogelijk is. De ‘wil’ tot scheppen, herscheppen en omvorming, zal daarin een daadkrachtig gegeven zijn, en samen met de liefdesleer van Christus kunnen wij dat bereiken …
16:14
Later verscheen Hij aan de elf, toen ze aan tafel waren, en Hij verweet hun, hun gebrek aan geloof en hun verstoktheid van hart, omdat ze geen geloof geschonken hadden aan hen die Hem in leven gezien hadden. Hij zei hun: ‘Trek heel de wereld door om aan elk schepsel de goede boodschap te verkondigen. Wie tot geloof komt en gedoopt wordt, zal gered worden, maar wie niet tot geloof komt, zal veroordeeld worden. De volgende tekenen zullen hen die tot geloof gekomen zijn, begeleiden: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, nieuwe talen zullen ze spreken, met hun handen zullen ze slangen opnemen, en als ze dodelijk gif drinken, zal dat hun niet deren. Zieken zullen ze de handen opleggen en zij zullen gezond worden.’ Nadat de JHWH Jezus hun dit gezegd had, werd Hij in de hemel opgenomen en nam Hij plaats aan de rechterhand van God. Zij trokken eropuit om overal de boodschap uit te dragen, terwijl de JHWH meewerkte en het woord kracht bijzette door de begeleidende tekenen.
Zijn laatste opdracht en voorspelling is niet mis te verstaan, zij die geloven zullen in staat zijn; te zien, horen, voelen en genezen, wat menselijkerwijs onmogelijk lijkt. En toch zal het hun gegeven worden dat ‘zij’ (de apostelen) de “mensheid” hebben voorbereid op een eschatologische toekomst, zoals Edward Schillebeeckx ons dat over ‘godsgeloof’ heeft uitgelegd …
De ESCHATOLOGISCHE toekomst; …
Het ‘ondefinieerbare’ van het ‘gezochte’ en steeds fragmentarisch gevonden, en bovendien steeds weer bedreigde ‘humanum’ (volheid en vrijheid in de eindtijd). Kan slechts ter sprake worden gebracht in symbolische taal, in het spreken van parabels en metaforen. Deze reiken verder dan de verarmde scherpte van onze definieerbare begrippen.
DRIE GROTE METAFOREN (vergelijkende beeldspraak) in velerlei klanken en door tongen verwoord in de joodse en christelijke traditie, ‘suggereren’ ons de ‘richting’ van wat ‘menselijkheid’ uiteindelijk worden zal.
a: het definitieve heil of radicale bevrijding van het mensdom, tot een ‘broederlijke’ en ‘zusterlijke’ samenleving of geloofgemeenschap, waar geen meester-knecht-verhouding meer zal bestaan, smart en tranen uitgewist, en het rijk van de liefde zal zijn voltooid.
b: het volkomen heil en geluk van ‘individuele’ personen, zal binnen de mensengemeenschap zijn gerealiseerd, genoemd in de christelijke geloofstraditie; de verrijzenis van het lichaam, dat betekent; als menselijke eenheid; zijn wezenlijke zelf en zijn zichtbare lichamelijkheid, als ččn persoon, ‘met’ zichtbare orkestraties (muzikale) als beleving, de eigen melodie als persoon betreffende, waar ook anderen van mogen genieten.
c: tenslotte: de voltooiing van het ongeschonden leven, in een voor mensen levensnoodzakelijke ‘ecologisch’ (organisch) leefmilieu, dat gesuggereerd wordt door de grote ‘metafoor’ van; de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Anthoon
2012-06-12